Vandaag naar K’gari, ‘paradijs’, een eiland voor de kust bij Hervey Bay. Vroeger heette het Fraser Island, en het is het grootste zandeiland ter wereld, meer dan 100 km lang. En zand is er! Is ook UNESCO werelderfgoed.
Vroeg opgepikt met een bus die ons naar de ferry bracht.
Na 45 min varen kwamen we aan bij een kleine aanlegsteiger. We zijn niet enigen op het eiland, vandaag is het King’s Day, een vakantiedag. We stappen in in een vierwielaandrijving BUS. Want op het eiland zijn geen verharde wegen!
Hoog op de poten trekt ie ons over mulle zandpaden heen, met hele diepe sporen. Indrukwekkend rijden!
Eerst naar een meer, lekker zwemmen. Lake McKenzie heeft een prachtig strandje, lekker water, te koud vond Arthur, koukleum. Het meer ligt trouwens boven de zeespiegel, wat bijzonder is.
We hadden een klein oponthoud in de ochtend. Er zat een hele berg voertuigen vast op een van de dwarsroutes over het eiland en onze chauffeur moest helpen om de stoet weer vlot te krijgen. Niet raar, de wegen zijn mulle zandpaden, met gaten en sporen van 30-40 cm in de weg.
Bij Central Station, een oud houthakkerstation, gingen we nog een stuk het regenwoud in, op een pad langs een kreek. Hele oude bomen ook, minder dicht begroeid dan in Cairns. Hier hebben ze dan ook geen regenseizoen, maar wel een stormseizoen.
Lunch was in K’gari Resort in het mini-dorpje Eurong, aan de andere kant van het eiland. Er was warm en koud buffet klaargezet voor de groep. Erg lekker. Moesten wel even dooreten om wat tijd in te halen.
Na de lunch schoof de bus een bospad in en belandde daarna op het strand, waar je mag rijden. Cool om over het strand te crossen met 80 km/u! Het was eb, dus we konden een half uur doorrijden over het zand, zonder omweg door de duinen. Het strand is breed en enorm lang, misschien heet het daarom 75 Mile Beach?

Gekeken bij een scheepswrak dat hier half op het strand ligt, de SS Maheno. Een mislukte sleeppoging liet het schip hier lang terug stranden, en hij is langzaam aan het wegroesten, mooi gezicht!
Daarna naar een kreek die in zee stroomt, Eli Creek. Hier stonden groepjes 4WD auto’s aan de kreek, om te zonnen/baden, op een bandje de kreek af te drijven, of een potje volleybal te spelen.
Er was nog een rotsformatie, Pinnacle, met allerlei kleuren zandsteen.

En hier en daar is een kampplek aan de zee waar je je (auto) tent kan opslaan. Wel een geschikte auto meebrengen anders zit je na 10 meter al vast in het zand. Ondertussen steeg achter ons nog een vliegtuigje op van het strand…
Op het strand hier een paar dingo’s gezien, een wilde hond of eerder wolf, niet om te aaien. Hij lijkt op een kleine herder of een grote vos.
Je mocht geen eten mee naar het strand, en ik zou het ook niet in de tent hier bewaren, want hij lust wel wat, vers of restjes. Kinderen ook! En hij kan daarbij agressief worden. Bordjes alom bij de kooi bij de aanlegsteiger, daar kon je dingo-safe eten. En als je erop uit gaat: een dingo-stok mee, en nooit rennen!
Terug kwam het tij al weer op, en lag op sommige plekken het strand in de branding. De bus moest dan even een ommetje over de duinen maken.
De terugweg dwars over het eiland was veel gestuiter. De bus liep nooit vast, maar moest soms flink graven in het mulle zand. Na 45 min hobbelen waren we er, en waren we er ook wel klaar mee.
Op de boot terug hoorden we dat de andere helft van het gezelschap, die met een andere 4WD bus waren, een lekke band hadden gehad. De chauffeur moest hard werken om op het zandpad zo’n dikke band te vervangen.
Bij zonsondergang vaart de ferry terug en brengt een andere bus ons terug naar het motel. Hele leuke dag!
















































