We gaan weer van het eiland af, op weg naar Airlie Beach 400 km zuidelijker (een klein stukje, voor Australische begrippen). Bij de ferry terminal op het vasteland de auto weer opgezocht, die mocht niet de ferry op van de autoverhuurder.




Deze vvlag is trouwens niet de Australische vlag, opzoeken maar. En meteen ook even opzoeken wie het staatshoofd van Australië is!
Langs A1 Bruce Highway naar beneden gezakt. Het valt meteen op hoeveel droger het hier overal is vergeleken met het eiland. Op veel plekken is het ook zwartgeblakerd door brand.

Onderweg uitgestrekt dor terrein met wat percelen suikerriet, verspreide bomen, soms wat koeien, het wit of bruine magere alpentype. Veel spoorwegovergangen voor de suikerriet-treintjes, en af en toe een suikerfabriek. Afgezien van een verdwaalde boerderij woont er geen kip, elk half uur snelweg is er een klein dorpje.
Veel roadkills ook, regelmatig ligt er een dode walkaby of kangoeroe. Rijden na zonsondergang wordt afgeraden, op het platteland. Hier trouwens onze huurauto, rijdt prima, beetje nerveus stuur, maar alles automatisch en met lane warning, handig als je een uurtje of twee uur een bijna rechte weg moet rijden!

Voor de reiziger wordt gezorgd: regelmatig in een dorpje is een driver reviver, soms met gratis koffie. Vaak een combi met een VVV om toeristen het dorp in te krijgen. Deze reviver heet Big Mango geen idee waarom…



Na een paar uren rijden verandert het landschap; meer open, meer landbouw.
Op tip van de driver reviver rijden we nog even het stadje Bowen in. Het stadje heeft mooie stranden, rif vanaf het strand en mangrovebossen langs de slingerende rivier die regelmatig overstroomt.
Doorgereden naar Airlie Beach, een bezige badplaats zo te zien. We zitten in het buurdorpje ernaast (alles in Airlie Beach was vol, het is deze week schoolvakantie). We komen aan bij zonsondergang bij een huisjespark. De airco staat op 18 graden!






